Jan Mans en Churchill
Churchil zei het al democratie is een slecht systeem alleen er is niets beters. Het is een uitspraak die o.a Jan Mans zich ter harte zou moeten nemen. Wat drijft iemand die zegt de democratie een warm hart toe te dragen om vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen de kwaliteit van de kandidaten voor die verkiezingen aan de kaak te stellen. Het moment kan niet bedoelt zijn om die lokale democratie te versterken maar moet toch met name worden toegedicht aan de ijdele behoefte om zelf weer eens flink in beeld te komen. Een discussie over de kwaliteit van gemeenteraden is altijd goed maar nu net even niet lijkt me.
Er zit ook iets vreemds aan dit soort uitspraken. Hij komt namelijk vaak van personen die in het verleden zelf raadslid zijn geweest en nu bestuurder. Kennelijk vinden deze mensen dat veel anderen de kwaliteit ontberen die ze zelf wel hadden toen ze raadslid waren.
Dat juist na de invoering van het dualisme, de kritiek op raadsleden ongekende proporties heeft aangenomen is denk ik veelzeggend. Kritiek op de kwaliteit van raadsleden is van alle tijde en diegenen die denken dat de raadsleden vandaag de dag “erger”zijn dan die van 40 of 50 jaar geleden vergist zich deerlijk. Ook toen werd bijvoorbeeld als argument voor de herindeling vaak de kwaliteit van de raadsleden aangevoerd. De schaalvergroting heeft het probleem niet opgelost en ook het meer betalen van raadsleden zal dat probleem niet oplossen. Het probleem zit dan ook ergens anders.
Gemeenteraden hebben in gemeentehuizen geen hoge status. Dat geldt zowel bij de ambtelijke organisatie alsook bij de bestuurders in die gemeenten. In de tijd dat Jan Mans nog Burgemeester van Enschede was werden raadsleden daar steevast “fietsenmakers”genoemd en dat was bepaald niet uit waardering voor deze beroepsgroep.
De kern des poedels bij de kritiek vanuit de beroepsbestuurders is dan ook niet het ontbreken van kwaliteit maar meer het gegeven dat diezelfde raadsleden door het dualisme de positie hebben gekregen om diezelfde beroepspolitici weg te sturen als ze niet goed functioneren.
Als zelf actieve “fietsenmaker” (lijkt me een mooie geuzennaam!) moet ik ook constateren dat cynisch genoeg beroepspolitici niet in het geweer komen tegen die raadsleden die hun mond niet open doen maar juist tegen de raadsleden die juist heel goed geïnformeerd zijn.
Natuurlijk valt niet te ontkennen dat er sprake is van een kwaliteitsprobleem het is alleen de vraag wiens probleem dat precies is. Met het dualisme is de lokale democratie wezenlijk versterkt en om met Churchil te spreken, juist voor de lokale democratie geldt “beter is er niet”.
De kernvraag is dan ook wie nu welk probleem heeft. Ik heb het zelf een keer in de raad gezegd “het feit dat wij in uw ogen dom zijn is niet ons probleem maar het uwe”en zo is het precies. Er ligt hier een uitdaging voor die mensen die van politiek hun vak hebben gemaakt. Het vak van professionele bestuurder is er door het dualisme bepaald niet makkelijker op geworden. Een wethouder moet de kunst verstaan om met zijn of haar Raad om te gaan. Dat betekent in essentie dat hij, maar daarmee ook de ambtelijke organisatie, zich moet realiseren dat als de raad echt het hoogste orgaan van de gemeente is die raad ook als zodanig benaderd moet worden.
Ambtelijke processen zijn nu vrijwel volledig gericht op interne bestuurlijke besluitvorming op het niveau van de professionele bestuurders. Voorstellen aan de Raad zijn slecht uitgewerkte aftreksel van interne stukken die voor de leek niet te begrijpen zijn (en voor raadsleden slecht een klein beetje) Besluitvorming in de Gemeenteraad wordt vrijwel in elke gemeenten door ambtenaren en wethouders gezien als een moeilijk te nemen hobbel en niet meer dan dat. Als de Raad zou worden gezien als de vertegenwoordigers van de bevolking in een gemeente en daarmee echt zou worden benaderd als het hoogste orgaan in de gemeente dan is het noodzakelijk om de interne processen binnen die organisatie daar ook volledig op te richten. Dat is een wezenlijk andere positionering van de raad dan nu het geval is. Dat de raad niet geheel aan alle door de beroepsbestuurders en ambtenaren gestelde vereisten voldoet is jammer de bevolking heeft het nu eenmaal zo gewild. Het miskennen van dat fenomeen is in essentie ook minachting voor diezelfde lokale democratie.
Wat nog veel belangrijker zou zijn is dat bestuurders en ambtenaren uit hun ivoren torens zouden komen en veel meer van buiten naar binnen gaan werken. Dat klinkt heel simpel maar dat is het bepaald niet. Daar lopen diezelfde beroepsbestuurders tegen het zelfde dilemma aan als bij de raadsleden. De hele gemeentelijke bevolking blijkt te bestaan uit de spreekwoordelijke “fietsenmakers”. De vraag is dan ook niet of de fietsenmakers wel kundig genoeg zijn om die verbinding te maken. De vraag is dan ook veel meer of onze beroepsbestuurders wel in staat zijn om de organisaties die onder hun verantwoordelijkheid valt zo te richten dat ze ook daadwerkelijk kunnen omgaan met het gegeven dat het toch die burgers zijn die moeten bepalen wat ze willen in hun gemeente. Ik vrees dat de meeste beroepsbestuurders daar de kwaliteit niet voor hebben en misschien komen we dan ook wel weer terecht bij de kwaliteit van de raadsleden maar first things first stel ik voor.
In het artikel in Tubantia wordt terecht gesteld dat Jan Mans natuurlijk helemaal niet zo’n goede Burgemeester was in zijn Enschedese tijd. Hij heeft zich alleen tijdens de ramp als een prachtig burgervader getoond. Maar ook daar ligt een parallel met Churchil ook die bleek in oorlogstijd een veel beter premier dan in vredestijd. Laat Jan Mans dan ook vooral adviezen geven over crisissituaties. Daar heeft hij immers wel verstand van.